Afbeelding met man, dragen, stropdas, persoon

Beschrijving is gegenereerd met zeer hoge betrouwbaarheid

 PDF

't 'Diepe Gat'

Stukje tekst uit "Vissermans"......

van Jack Vader & Peter Verdurmen.

 

Aan het woord: Hendrik Vermeulen (duum)

 

17 april 1917. Onder het dunen van Breskens in de Oesterput werd Hendrik Vermeulen geboren. De groei zat niet in het ventje en zijn grootvader doopte hem al gauw om in Klein Duimpje. Sindsdien staat hij in de volksmond beter bekend als Duim. Een vinnig schoolgastje, dat vaak op de 'kaai-je' bij de vissersscheepjes te vinden was, en wanneer mogelijk een reisje met zijn opa 'meedeed'. Duim zou uitgroeien tot een visserman in hart en nieren. "Samen met mijn broer Jacob met grootvader mee op een van zijn twee scheepjes. Dan hoorden we hem roepen: "Daar gaat ie!" En dan schrokken we ons rot, want dan dachten we dat die zonk. Maar dat werd altijd geroepen wanneer de 'korre' overboord ging.

 

Thuis zagen ze het liever niet, maar na nieuwjaar 1930 ben ik als kokje van 13 jaar oud op de BR 24 van Piet La Gasse gaan vissen. Een botter met een 35 pk zware Industrie-motor. Mijn tweede reis was het al fout. Kort na het uitvaren werden we bij de vuurtoren overvallen door een dikke mist. Als kokje moest ik het kompas uit het vooronder halen en klaarmaken. Bezig met 't petroleumlampje van het kompas werd ik plots tegen het schot gegooid en voordat ik terug aan dek stond was de botter al aan het zinken. Met het rondgaan waren we bij de 'Verklikker' op een paalhoofd gelopen. Enkele palen staken dwars door de boorden heen. We klommen met z'n vieren in de mast en wachtten het laag water af. Eenmaal drooggevallen zijn we te voet over het 'strange' naar huis gegaan. De volgende dag werden de gaten gedicht met stukken blik en met hoogwater werd de botter door een andere visser vlot getrokken en naar Breskens gesleept.

 

Tegenwoordig met radar kunnen zulke dingen makkelijker voorkomen worden, maar ja, met mist blijft het altijd goed uitkijken." Duim had het vak in de vingers en in 1937 voer hij al als schipper: "Rond 1935 had mijn vader een botter gekocht. "Een mooi scheepje", zei hij, en ik moest daar op komen vissen. Hier op 'Bresjes' zijn geen mooie scheepjes, antwoordde ik, en toen ik begreep dat het om de BR 10 ging was de maat vol. Dat ding was zo lek als een mandje en ik had een goed plekje op de BR24. Mij niet gezien om daar aan boord te gaan! Ruzie natuurlijk. Zelf was mijn vader een boerenarbeider en die voetballer zijn vader (ja, de vader van Willem van Haneghem) is daar toen schipper op geworden.

 

Op een gegeven moment kon ik er niet meer onderuit en moest ik wel overstappen op dat 91 jaar oude ding. Maar dat heeft gelukkig niet al te lang geduurd. Als we in de haven in het verblijf aan boord een 'bakje deden' (koffie dronken), konden we door de kieren tussen de boorden heen naar buiten kijken. Kun je nagaan!

 

We lagen eens te vissen terwijl er een klein zeetje stond. Die botter was zo slecht dat ineens de davits (ijzeren stutten) van voorop loskwamen. Met visdraden en al kwam heel 't 'zooitje' naar achter. Een puinhoop tot en met! Van de scheepvaartinspectie kregen we daarop een verbod om westelijk te vissen. Ons werd verteld dat de botter nog net goed genoeg was om dicht bij huis, achter de 'Plate, een sleepje te doen. Het enige dat nog deugde was de motor, en die is in 1937 overgezet in een kottert je dat mijn vader had gekocht. Daarmee zat mijn tijd op de botters en als knecht erop. Een snotneus van 20 was ik en ondervond dat het niet zo eenvoudig was om zelf als schipper te varen. 4500 gulden had de tweede BR 10 gekost, en ondanks zijn geringe lengte van 12,7 meter was het een goed zeescheepje dat snel door het water ging en waarmee ik kon lezen en schrijven. In het begin stond er nog geen stuurhut je op en met slecht weer varen was dan geen pretje. Met dat oliegoed van toen werd je net zo nat als zonder en op je wenkbrauwen een dikke laag zout."

 

Vlak voor de oorlog werd de Belgische grens afgesloten en dit betekende dat de afzet van met name garnalen sterk terugliep. Dit resulteerde erin, dat de ene week de scheepjes met de even nummers en de andere week die met de oneven nummers mochten uitvaren. Zo wilde het toeval dat de BR 10 met andere scheepjes vissende was op het moment dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak. "In de nacht van de tiende mei 1940 visten we in de Westpit  tleek net of we ver weg schoten hoorden. Toen we 's middags rond half-twee naar binnen voeren, zagen we voor Westkapelle een marine vaartuig uit Vlissingen. De betonning in het Oostgat was opgeruimd. We konden er geen touw aan vastknopen! Voor de 'stad' (Vlissingen) zagen we, hoe al varende, de ferryboot (veerboot Breskens-Vlissingen) grijs werd geverfd. Pas in Breskens werd ons, door ongerust op ons wachtende familie, duidelijk gemaakt dat het oorlog was. Onze vangst garnalen hebben we toen maar aan de aanwezige Franse soldaten uitgedeeld; verkopen kwam er toch niet meer van. Een dag of tien later lieten de Fransen, bij het terugtrekken, onze scheepjes zinken .... De BR 10 zat in't Diepe Gat' gezonken. Met laag water kwam net het dek boven. De laatste week van mei 1940 ben ik gaan 'duken' (duiken) en lukte me het de openstaande buitenboordkraan dicht te draaien. Met behulp van pompen kregen we uiteindelijk het kottertje droog.

 

Als eerste Bressiaander was ik een week later weer al aan het vissen. Later voer heel de vloot tegelijk uit en diende de BR 6 van Van de Heuvel, waarop gewapende Duitsers meegingen, als patrouille-vaartuig. Een witte vlag met een rode bal betekende het einde van de visdag. Zelf waren we verplicht een Nederlandse en een witte vlag te voeren en op de steven ook nog eens de Nederlandse driekleur te schilderen. Flink die Duitsers pesten, dat was mijn lust en mijn leven. Op een dag leek het wel' of er een meeuw aan dek had gescheten' (geen vangst) en vanuit de Deurlo vaarde ik naar de visboei op, maar dat mocht niet. De BR 6 was achter ons op gekomen en een kogel floot onder het grootzeil door. Ik maakte dat ik 'achterop' kwam, en bij het stuurhut je vloog er nog een kogel, rakelings langs mijn buik. Ik schreeuwde brutaal naar die Duitsers wat dat te betekenen had en die riep dat hij gericht op mij geschoten had. Hem duidelijk makende dat hij niet kon richten, 'maakte de kachel helemaal aan'.

 

Toen het einde van de oorlog naderde en we nog maar net olie genoeg kregen om een dag of twee in de week te kunnen vissen voelde ik nattigheid. Tegen de bevrijding heb ik de BR 10 naar de Paal (Graauw) gevaren en daar in het 'schorre' verstopt. Ook de BR 14 en 47 werden 'weggefoefeld' in de Kruispolder. En ja hoor, ditmaal werden alle scheepjes in Breskens door de Duitsers tot zinken gebracht, toen ze zich uit de voeten moesten maken. Zodoende was ik eind november 1944 weer een van de eersten die 'op de visserij terug was'. Grote hornaot vingen we toen. De zee was natuurlijk een ogenblik met rust gelaten, maar het gevaar schuilde nu in de nog aanwezige zeemijnen!

 

Vooral in de Westpit was het levensgevaarlijk. De BR 56 is daar gebleven. Hij lag een honderd meter achter ons en moet boven op een mijn gelopen zijn. Een geweldige klap! Door de luchtdruk schoot bij ons het roer uit de 'vingerlingen' (roerophanging), waardoor we geen hulp konden bieden. Enkel Henk Fenijn kon door zijn eigen broer Bram, die schipper op de BR 47 was, worden gered. Drie 'vissermans' zijn die dag gebleven, waaronder de vader en de tweelingbroer van een van mijn bemanningsleden .... "

 

De haringvisserij deed zijn intrede en ook deze maal zorgde Duim voor een primeur: als eerste bracht hij op 23 januari 1945 haring aan wal in Nederland. Tot 'aan de letters' afgeladen met veertien ton haring, welke zelfs in het 'kot' (verblijf voorin) was gestort, liep hij die dag Breskens binnen.

 

De tiende november 1947 werd er een hoogaars uit Breskens vermist. Onder de opvarenden bevond zich de broer van Duim, Jacob (Bom genoemd). Eerst leek er niets aan de hand .... "Samen met de BR 27 waren we de enige die nacht die buiten de 'kaaije' waren. Wij visten in de Deurlo en de BR 27 bij de Spijkerplaat in het 'Soraa Gat '. Er werd een zware storm afgegeven. Bladstil was het, maar toen schoot de wind breed (westelijk). Een zware bries. Het zeiltje gereefd, gehaald (het visnet aan boord) en koers naar Breskens gezet. Bij het oplopen van Breskens was het zo 'rauw' geworden dat we weer moesten zetten (het net overboord) om wat 'vaster' te komen liggen.


Aan deze kant van de 'Plate', in het 'opper' (rustiger vaarwater), hebben we nog tot de middag gevist en dan naar Breskens. Maar broer Bom was nog niet binnen. Ik vloekte in mezelf en een akelig voorgevoel bekroop me. Per slot had hij dichter bij huis liggen vissen dan ik. Daarop overal naar toe gebeld en een man die een cafe in de 'Zuidkraaier' had (bij het Sloe) kon ons vertellen dat daar een kotter met de 'korre' in de schroef binnen lag. We dachten: da's de 27. Gerustgesteld zeiden we tegen Bom's vrouw dat we er de volgende dag wel om zouden gaan. Maar in Terneuzen waren er al manden en koelbennen (waarin de gekookte garnalen afkoelden) aangespoeld. Daar was echter geen melding van gemaakt. De volgende dag 'van vissen terug' en met het plan om de BR27 te halen, kwam mijn oom 'Eine' vertellen dat de BR 27 met z'n mast boven water in het 'Soregat' zat. Ik ben nog met de 'President J.V. Wierdsma' (reddingsboot) meegevaren, maar tevergeefs. Later met een hoop 'vissermans' aan boord van de BR 10 hebben we nog met pikhaken het onder water zittende dek van de BR27 afgezocht, en ook op alle zandbanken gekeken. Maar Bom is nooit meer gevonden of aangespoeld.


Waarschijnlijk kon de BR27 met z'n 24 pk niet tegen de zware storm opboksen, en is hij met die stormwind op de 'droogte' gezet en gaan stoten op de Spijkerplaat, die zo hard is als een kassei. Een boord uit het scheepje .... , nee, ze hebben geen schijn van kans gehad .... " De overgang naar de moderne tijd heeft Duim als rustig ervaren. In 1966 kocht hij voor een bedrag van f1.320.000,- de huidige BR 10 met een motorvermogen van dik 300 pk waarop zijn drie zonen en ook een dochter als bemanning meegingen. Na 39 jaar visser te zijn geweest moest Duim in 1969 door een hartaanval noodgedwongen aan de wal blijven. Zoon Rinie trad daarbij in het voetspoor van zijn vader: schipper op twintigjarige leeftijd. Duim had niettemin zijn vakmanschap al overgebracht en ook nu nog wacht hij dagelijks bij de vismijn op de binnenkomst van 'zijn' BR 10. Elke keer weer blij wanneer hij het topje van de mast herkent.